Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet inzake de geldtransactiekantoren

 

Artikel 5
1
Onze Minister haalt de inschrijving door:
a
op verzoek van het geldtransactiekantoor;
b
in geval van overlijden van de natuurlijke persoon die het bedrijf van geldtransactiekantoor uitoefent;
c
in geval het geldtransactiekantoor of de natuurlijke persoon die het bedrijf van geldtransactiekantoor uitoefent, in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van hem de toepassing van de schuldsaneringsregeling, bedoeld in titel III van de Faillissementswet, is uitgesproken;
d
in geval van ontbinding van de rechtspersoon of vennootschap die het bedrijf van geldtransactiekantoor uitoefent;
e
in geval van beƫindiging van de werkzaamheden als geldtransactiekantoor.
2
Onze Minister kan de inschrijving doorhalen:
a
in geval het geldtransactiekantoor kennelijk niet langer geldtransacties uitvoert dan wel niet langer beroeps- of bedrijfsmatig werkzaam is bij de totstandkoming daarvan;
b
in geval het geldtransactiekantoor niet voldoet aan zijn wettelijke verplichtingen;
c
in geval Onze Minister op grond van de beoordeling van de betrouwbaarheid van een van de in artikel 2, derde lid, onder a, b, c of d, bedoelde personen, of op grond van de bedrijfsvoering of de administratieve organisatie:
1
van oordeel is dat hierdoor de integriteit van het financiƫle stelsel wordt aangetast of aannemelijk is dat deze zou kunnen worden aangetast. Daarvan is in elk geval sprake indien Onze Minister een redelijk vermoeden heeft dat het geldtransactiekantoor of een of meer van de in artikel 2, derde lid, onder a, b, c of d , bedoelde personen zich schuldig maken of schuldig zullen maken aan witwassen of heling van geld dan wel betrokken zijn of zullen zijn bij de financiering van misdrijven die uit hoofde van internationale verplichtingen inzake terrorismebestrijding strafbaar zijn gesteld; of
2
van oordeel is dat de bedrijfsvoering of de administratieve organisatie onvoldoende is om een integere bedrijfsvoering te bevorderen en te handhaven of om aan de op het geldtransactiekantoor rustende overige wettelijke verplichtingen te voldoen;
d
in geval Onze Minister informatie bekend wordt die, was zij hem bekend geweest op het moment van het verzoek om inschrijving, ertoe zou hebben geleid dat het verzoek niet zou zijn ingewilligd;
e
indien een der bestuurders of degene die het dagelijks beleid van het geldtransactiekantoor bepaalt of mede bepaalt, in staat van faillissement is verklaard;
f
in geval Onze Minister na de tenuitvoerlegging van de in artikel 7 bedoelde executoriale titel, niet de ingevolge dat artikel verschuldigde betaling heeft ontvangen.
3
Indien Onze Minister de inschrijving doorhaalt op een moment dat het geldtransactiekantoor in het kader van een geldtransactie gelden of geldswaarden ter beschikking heeft gekregen en deze nog niet heeft uitbetaald of betaalbaar gesteld, geeft Onze Minister aanwijzingen met betrekking tot de afwikkeling van de geldtransactie. Het geldtransactiekantoor is gehouden deze aanwijzingen op te volgen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •